[Jan Soet of Zoet]
Soet of Zoet (Jan), geb. te Amsterdam 6 Maart 1608 (?) had ald. eene herberg ‘De Soeten Inval’, de vergaderplaats van eene door hem opgerichte rederijkersbent, waartoe weleens personen van eerzamer wandel en grooter dichterlijke talenten dan deze rederijkende veugels werden toegelaten. In 1656 op den 6en jaardag van den jongen Prins, droeg hij dezen een gedicht op, en volgens den Holl. Mercurius van 1668, verscheen hij gedurende den feestmaaltijd aan 't Hof ‘ende vereerde S.H. een omvlochten Gedicht, 't gunt hy daer met den monde repeteerde ende deduceerde.’ Ondanks zijne meening en die van andere kunstbroeders, o.a. van Lud. Smids, dat hij deel had aan het duizendjarig rijk, overl. hij 11 Jan. 1674.
Hij schreef: Hedendaagsche Mantel-eer, voorstellende de groote Geldsucht dezer bedorven eeuwen; versien met meer als 150 nieuwe kluchtige ende bedenckelyke Segtswoorden, Amst. 1636; Jochem Jool, ofte Jaloerschen Pekelharing, ald. 1636; Clorinde en Dambise, blij-eind spel, ald. 1640; Olimpias, ald. 1640; Thimoklea, trsp., ald. 1641; Zabynasa, of vermomde loosheid, pots-spel, uit het Spaens door G. Schaep Pz. vertaelt, en in Nederduitze vairzen, door J.Z. gerijmt. Met een uitkomst vermeerderd, en op veel plaatsen verbetert, ald. 1648; Geestelijcke Door-zichten op Const. Huygens Hailige dagen, beneeven een karsdagh aan denzelfden, ald. 1648 Kornelia Bentivogli of Geluckige ongelucken, trsp. in Ned. vairzen gerymt, ald. 1650; Jak. Viverius (van de Vijvere) onder den naam van Philologus Philiatros à Ganda, Wintersche Avonden, of Nederl. Vertellingen, door J. Zoet verbeterd en vermeerderd, Utr. 1650; Hel en Heemel, of Poëtische vertooningen, begrijpende 't Begin, Midden en Einde der Spaensze en Fransze oorlogen, ald. 1675; herdrukt achter d'Uitsteekendste digt-kunstige werken. Bestaande in verschaiden ernsthaftige en boertige stoffen. Naa zijn leever byeen gebragt door een liefhebber der Neederduitsche Digt-kunst. Als meede het Tooneelspel genaamt Hel en Heemel. Nooit gedrukt. Benevens eenige grafschriften door verschaiden liefhebbers op de zelve, Amst. 1675; 2e dr., ald. 1714.