[Ludolf Smids]
Smids (Ludolf), geb. 13 Juni 1649 te Gron., werd in een Westfaalsch klooster onderwezen, stud. eerst in Gron. en daarna te Leiden, waar hij in de geneeskunst promoveerde; hij zette zich in 1673 te Gron. neder, doch vestigde zich na zijn' overgang tot de Protest. kerk in 1685 te Amsterdam, en overleed ald. 7 Maart 1720. Volgens den impost op de begrafenissen in de Westerkerk werd hij tot de meest welvarende klasse gerekend, ofschoon vele zijner gedichten hem onder de destijds talrijke huispoëten zouden doen rangschikken. In de naamlijst der Med. doctoren te Amst. komt hij niet voor; wèl verkeerde hij onder de liefhebbers van tooneel en letteren, de beoefenaars der oudheidkunde en verzamelaars van zeldzaamheden.
Van zijne eigene werkzaamheid in verschillende vakken getuigen zijne volgende werken: Gallerije ofte Proef van dichtoefeningen met noodige verklaaringen verrijkt, Gron. 1685, 2e dr. Amst. 1690; Konradijn, trsp. Amst. 1686; De Deboosjant, of de Mostellaria van Plautus, blsp., vertaald, verschikt en berijmd, Amst. 1686; De geschaakte Cinthia, klsp., getrokken uit De verwaande krijgsman van Plautus, Amst. 1686; De Cinthia geveinsd, Pelegrim, Waardin, Ridder, Meit, Doctoir en de Doot met Rosetta die ageert voor Zaccagnino, blsp.; De Roomsche keizers in bijschr. vertoond, Amst. 1687; De Roomsche keizerinnen in bijschr. vertoond, Amst. 1688; Oranjes overtogt naar Engelandt, of Beschryvinge van Romein de Hooge's prenten (te dier gelegenheit) met Bijschr., Amst. 1689; Letterk. ontwerp der aanm. over de Roomsche gedenkpenningen, Amst. 1693; Tooneel van staet der Roomsche keizeren, neevens deeser groot Munt-kabinet, Amst. 1694; Poëzye, Amst. 1694, (waarin eene Ned. Spraakkunst), 2e druk 1724; De knorrepot of de gestoorde Doctor, blsp., Amst. 1695; Schatkamer der Nederlandse oudheden, enz., met 60 verbeeldingen geteekend door R. Rogman, Amst. 1711, 2e druk 1737 (door Pieter Langendijk), 3e druk 1774, en vermeerderd met een aanhangsel door Th. van Brussel in 1778; Korte levensschets der Graven en Gravinnen van Holland, Amst. z.j.; Oorlogend Europa of korte Chronyk, Amst. 1715. In 1744 en 1759 verscheen te Amst. zijn: Overgebleven Tooneelpoëzy, welke de bovengenoemde stukken bevatte en bovendien: Roderik of de verkrachte Florinde, treurspel, en de spookende minnaar of de verdrukte gelieven, blijspel met een leven van den dichter. Verder: Aanteekeningen op de Kleefsche en Zuid-Holl. Arcadia van C. Bruin, Amst. 1716, en op Alle de werken van Publ. Ovidius Naso, in de Nederl. taal overgebragt door Abraham Valentijn, 3 dln., Amst. 1697. Hij schreef nog enkele Latijnsche werken, en hield briefwisseling met vele geleerden van zijn tijd over genees-, penningkunde, enz. Op de Leidsche bibl. bewaart men een aantal zijner hss.; zijne ongedrukt geblevene gedichten, 2 dln. 4o., waren in de verzameling van Alb. Thijm.