en verren bloedverwant verwisseld, zoodat zelfs zijne promotie onzeker is, schoon dit weder niet uitgemaakt wordt door den titel van rechtsgeleerde, dien hij zich geeft. Vreemd is het, dat De la Ruë niets dan zijne geschr. opgeeft; het is vermoedelijk, dat S. in zijne nasporingen voor zijne hist. werken verder gegaan is dan zijne geldmiddelen toelieten, dat hij daarom later van zijne pen leefde en om zijne Prinsgezindheid niet aangenaam was aan veel leden der Zeeuwsche regeering; hierdoor ontbrak hem de steun voor het samenstellen zijner werken over die provincie en ondervond hij groote tegenwerking; aan den anderen kant kreeg hij van 1685 tot zijn dood eene jaarlijksche toelage. De naijver van de steden en van enkele personen van aanzien en zijn eigen toestand van afhankelijkheid hebben een noodlottigen invloed uitgeoefend op de vertrouwbaarheid zijner gecompileerde kroniek, waarvan de invoeging van onderling verschillende bladen in een aantal exemplaren soms doet denken aan veranderde herdrukken, maar weinig meer is dan vervalsching der historie en eene genealogische zwendelarij. Hij overl. te Goes, 4 Jan. 1710; de grafsteen in de preekkerk, met het opschrift: obiit 1704, betreft M. Smallegange, zijn genoemden naamgenoot; hij is den 9 Januari (1710) begraven in de nederkerk.
Behalve een aantal vertalingen uit het Fransch en Italiaansch schreef hij: Nederlands verkwikking of d'ontwaeckte leeuw, waer Mercurius tijding brengt van alle hetgene in de Vereenigde Nederlanden is voorgevallen, Amst. 1673; Tweede deel der ontwaeckte leeuw, behelsende de geschiedenissen in en omtrent de Vereenigde Nederlanden voorgevallen, Amst. 1674; Geslachtrekening der doorluchtigste vorsten van Nassau en Oraengien waar in den oorspronk, aenwas en voortgank der selven, enz. sedert 682 tot 1675, Amst. 1675; van nieuws voorzien en met de Blasoenen en Wapenen vermeerdert, 2e druk m. pl., [waarin ook het bovengemelde gedicht, dat hem in ballingschap bracht], Amst. 1690; Nieuwe Cronyk van Zeeland, m. pl. Middelb. 1696, 1e en eenig uitgegeven deel.
(De la Ruë, 420; Nehalennia voor 1849; Nav. 1865.)