[David de Simpel]
Simpel (David de), geb. te Moorslede (West-Vl.) 12 Mei 1778, vestigde zich reeds op zijn zesde jaar te Staden, en overleed aldaar 9 Juni 1851. In zijne jeugd werd hij opgeleid voor den landbouw; doch zijne zucht tot letterkundige studie was zoo groot, dat het hem weldra gelukte, naast zijne moedertaal het Fransch en later ook het Latijn te leeren bij eenen rector van het Recoletten-klooster te Eekloo, die hem tevens aanmaande de Vlaamsche dichtkunst te behandelen. Dat deze raad niet zonder vrucht was, blijkt uit de talrijke bekroningen, die de Simpel's prijsversen ten deel vielen.
Deze gedichten zijn, evenals de meeste gelegenheidsgedichten, verspreid in tijdschriften, of zagen in het geheel het licht niet, zooals de 18 tooneelwerkjes, die hij opstelde voor kostscholen. Meer bekend zijn zijne werken: Beredeneerde ontleding van de voornaemste grondregelen der dicht-, rede-, tooneel- en uitgalmkunst, gevolgd van de Nederlandsche prosodia, door David de Simpel, Ieperen 1825; Taalkundige twee-spraak, waarin de Hollandsche taalregels van Weiland en de spelling van Siegenbeek tegen die der voornaamste Vlaamsche taal-opbouwers opgewogen, of tegengesproken en verdedigd worden, Ieperen 1827; Zamenspraek over den oorlog tusschen Rusland en Turkeyen, 1829; Verhandeling over de Philosophen en liberalen of vrygeesten van dezen tyd, by wyze van samenspraek tusschen eenen meester en zynen leerling; zeer dienstig om zulke menschen te leeren kennen, hunne byeenkomsten te doen vlugten, en byzonderlyk voor jonge lieden, om zich van het lezen van schriften of kwade boeken te wagten, Roeselare 1829; De ware Vaderlander, 1830; Uromantes of de pisbekyker, 1830; Den waeren vaderlander of getrouwen Belg, waer in den oorsprong en de misdryven van het huys van Orangie-Nassau, met de misbruyken van tgeweezen hollandsch gouvernement en de bloedige gevegten van Brussel kort en onpartydig beschréeven worden, Roeselare 1830; Het beleg van 't Antwerpsch Kasteel, 1832; De priesters of den priesterlyken staet verdedigd tegen de lasteringen der vrygeesten, Brugge 1839.