[Willem Sewel]
Sewel (Willem), wiens grootvader met de Brownisten in ons land gekomen was, werd geb. te Amst. in 1654 en voor een handwerk opgeleid, doch had zulk een groote liefde voor de studie van taal- en letterkunde, dat hij zich wijdde aan het schrijven voor de drukpers, het onderwijs aan jonge lieden, o.a. aan P. Langendijk, en de medewerking aan de Amsterd. Courant en de Boekzaal. Hij kende de zgn. levende talen en vert. uit het Lat. en Grieksch. Zijne familie was tot de Waterl. Doopsgez. overgegaan, uit welker gemeenschap hij zich bij de Kwakers voegde. Hij overleed 13 Maart 1720.
Behalve vele vertalingen, waaronder de Historiën des Ouden en Nieuwen Testaments van Flavius Josephus, Dionysius Halicarnassus, Sat. 13 van Juvenalis en en Persius Flaccus, schreef hij: Nederduytsche spraakkvnst waarin de gronden der Hollandsche taale nauwkeuriglyk opgedólven en ten aanzien der spellinge als bewoordinge, duydelijk aangeweezen zijn. De 2e druk doorgaans veel vermeert en met eene lijst van de geslachten der naamwoorden, die onder geene vaste regelen betreklyk zijn: nevens eene verhand. met redekonstige figuren enz. verrijkt. Amst. 1712 (verscheiden malen herdrukt; Historie van den opkomst en aanwas en voortgang der christenen, bekend bij den naam Quakers. Ondermengt met de voornaamste staatsgeschiedenissen van dien tijd in Engeland voorgevallen. Amst. 1717. Zijn groot Wdb. der Eng. en Nederd. talen is lang het beste werk van dien aard geweest en komt in versch. uitgaven voor.