[Gerard Heinrich van Senden]
Senden (Gerard Heinrich van) werd geb. te Uphusen, in Oost-Friesland, waar zijn vader pred. was, 23 Dec. 1793, ontwikkelde zijn reeds vroeg geopenbaarden aanleg in de Lat. scholen te Aurich en te Emden, studeerde sinds 1811 te Groningen en behoorde tot de ‘gepreste vrijwilligers’ van 1813. In 1815 werd hij pred. te Nenndorf (Oost-Friesland), in 1820 te Middelbert en in 1832 te Zwolle. Reeds als student beoefende hij de poëzie, later legde hij zich bijzonder toe op gewijde aardrijkskunde, schreef daarover een werk, waarvan de Atlas, dien hij op uitnoodiging van Van der Palm voor diens brjbelvertaling ontwierp, de vrucht was. Hij mocht het daarvoor ontworpen en deels bewerkte: Register op den Bijbel-Atlas, of Woordenboek der gewijde Aardrijkskunde niet voltooien. De Leidsche Hoogeschool verleende hem het eere-doctoraat in de godgeleerdheid. Bovendien werd hij door dezen arbeid, niet minder door den schoonen beschrijvenden stijl zijner Alpenrozen, aangezocht om als aalmoezenier in het gevolg van Prinses Marianne deze Vorstin te vergezellen op hare reis naar het Heilige Land in 1849 en '50. Ook hiervan mocht hij het verhaal niet ten einde brengen, daar hij, na een der beide deelen uitgegeven te hebben, overleed, 20 Oct. 1851.
Behalve zijn theologische werken, schreef hij: Verhandeling over de hervorming van den tegenwoordigen staat der Nederl. Herv. Kerk, Amst. 1840; Aardrijkskundige beschouwing van Palestina, Zwolle 1837; Bijbel-Atlas, voornamelijk ten gebruike bij de bijbelvertaling van den hoogleeraar J.H. van der Palm, Leid. 1840-'44; Register op den Bijbel-Atlas letter, A-J, Leid. 1849; Alpenrozen, 2 dln., Amst. 1842-'43; Het Heilige Land of mededeelingen uit eene reis naar het Oosten, gedaan in de jaren 1849 en 1850. Eerste deel, Gor. 1851. Voorts een aantal leerredenen, enkele gedichten in het Hoogduitsch, gelegenheidsstukken in dicht en ondicht, bijdragen in tijdschriften.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1852.)