[Joannes Matthias Schrant]
Schrant (Joannes Matthias) werd geboren te Amsterdam, 24 Maart 1783, studeerde aan het Athenaeum zijner geboortestad, waarna hij het seminarium te Warmond bezocht en in 1806 tot priester gewijd werd. Hij was eerst kapelaan te Amsterdam, en in dien tijd de medeoprichter van het tijdschrift: Mengelingen voor Roomsch-Katholijken, 1807-'10, 3 dln. In 1811 werd hij pastoor te Bovenkarspel en in 1817 hoogleeraar in de Nederl. taal- en letterkunde te Gent. Na den Belgischen opstand was hij van 1831 tot 1845 buitengewoon, en na dit jaar gewoon hoogleeraar te Leiden, welke betrekking hij tot aan zijn emeritaat in 1853 bekleedde. Hij bleef te Leiden wonen en overleed er 5 April 1866. In 1832 had de Leidsche senaat hem, honoris causa, tot doctor in de letteren benoemd.
Behalve eene menigte school- en kinderboekjes, preeken, bijdragen in tijdschriften en jaarboekjes, en verhandelingen schreef hij: Leven van Jesus, een geschenk voor de jeugd, Amsterdam 1808; De navolging van Jesus Christus in vier boeken, uit het Latijn opnieuw vertaald, met inleidingen, Aanteekeningen en Gebeden vermeerderd. Amsterdam 1811; Uitgelezene gedachten bijeenverzameld uit het werk: de Navolging van J.C. Amst. 1811; Zedekundige schoonheden getrokken uit het Boek: de Navolging, Gent 1818; Bloemkorfje voor jonge lieden, Gend 1848; Zedespiegel, Zalt-Bommel 1841; Proeven van Nederlandsche Dichtkunde, en van Nederlandschen Prozastijl, Gent 1827 en 1829; Oud Nederlandsch rijm en onrijm, Leiden 1851; Uitgelezene Dichtstukken van Justus de Harduyn, met aanteekeningen, Zalt-Bommel 1831. Van