[Johan Frederik Schimsheimer]
Schimsheimer (Johan Frederik), geboren te Amsterdam 19 April 1805, bracht zijn leven in administratieve betrekkingen door en was tevens een ernstig beoefenaar der letteren.
Hij schreef: Urania, 2 dln., in verzen naar C.A. Tiedge, Amst. 1832; Verhalen voor kinderen naar C. Mohrle, Amst. 1839; Geestelijke poëzy, Amst. 1840; De regtvaardige en onregtvaardige geschetst door de Schrift, Amst. 1842; Verhalen en dichtstukjes voor jongelingen en jonge dochters, Amst. 1843; Het Mannakruikje, proza en poëzie, 10 dln. Amst. 1843-'52; Galleazzo Carracioli geschetst als mensch en als christen, Amst. 1844; Christelijke Bibliotheek of gedachtenverzameling uit vroegere schrijvers, Amst. 1845; Vijfhonderd bloemen op het veld der waarheid geplukt, Amst. 1848; Siewert Breukelaar als mensch en als christen geschetst, Amst. 1851; Letterkundige en zedelijke fabelen, zinnebeelden en vertellingen (poëzie), Amst. 1852; De Wachter, christelijk jaarboekje, Amst. 1860; Bijbellezingen van wijlen Da Costa, opgeteekend en medegedeeld, 7 dln., Amst. 1861-'75. Wijders een groot aantal vertalingen uit het Engelsch en Hoogduitsch, meest van godsdienstigen inhoud, onder anderen van Krummacher's werken in 10 deelen, Milton's Verloren Paradijs, enz.