[Daniel François Scheurleer]
Scheurleer (Daniel François), geb. te 's-Gravenhage den 13 November 1855, werd voor den koopmansstand opgevoed en bezocht hiertoe o.a. in 1873-74 de handelsschool te Dresden. De rijke musea, de uitmuntende opvoeringen in opera en schouwburg en de voortreffelijke concerten leverden volop materiaal voor studiën op het gebied van kunst. In het vaderland teruggekeerd besteedde hij de vrije uren, die hem zijne kantoorwerkzaamheden overlieten, aan het schrijven van opstellen in De Banier, Caecilia en Spectator, hoofdzakelijk van muziekgeschiedkundigen en critischen inhoud. Het gold hier voornamelijk het publiek te wijzen op de toen hier nog bijna onbekende werken van Wagner, Berlioz en Lint. In 1878 verscheen: Twee titanen der negentiende eeuw. Hector Berlioz en Antoine Wiertz, Haarlem 1878. 8o. In 1883 volgde: Mozart's verblijf in Nederland, en het muziekleven aldaar in de laatste helft der 18e eeuw, 's-Gravenhage, 1883. Een paar volgende jaren werden besteed aan het bijeenbrengen van eene muziekbibliotheek en het catalogiseeren daarvan: Catalogus der Muziekbibliotheek en der verzameling van muziekinstrumenten van D.F. Scheurleer, 's-Gravenhage 1885, en Catalogus enz. Vervolg, 's-Gravenhage 1887, 8o. (Niet in den handel). Gelijktijdig was ook de eerste hand gelegd aan eene reeks nieuwe uitgaven van Oud-Nederlandsche liedboekjes. Als zoodanig verscheen: Een deuoot ende profitelyck boecxken, inhoudende veel ghestelycke liedekens ende leysenen, die men tot deser tijt toe heeft connen gheuinden in prente oft in ghescrifte. Geestelijk liedboek met melodiën van 1539. Op nieuw uitgegeven en van eene inleiding, registers en aanteekeningen voorzien door D.F. Scheurleer, 's-Gravenhage 1889, terwijl eene facsimile uitgave der Souterliedekens van 1539 en eene heruitgave van den Ecclesiasticus van Fruytiers (Antwerpen 1565) volgen.