[Mr. Pieter de la Ruë]
Ruë (Mr. Pieter de la), geb. te Middelburg 30 Mei 1695, begon zijne rechtsgel. studiën te Leiden, 13 Mei 1712, prom. er drie jaar later, en keerde naar Midd. terug om zich eenigen tijd met W. Swancke, Joh. Steengracht en P. Boddaert in de Ned. letteren te oefenen. In 1718 werd hij in de Stadsregeering benoemd, doch kon wegens krankzinnigheid zijn schepen-ambt eenigen tijd niet uitoefenen, tot zijne herstelling in 1722. Drie jaar later vertegenwoordigde hij Midd. in de prov. rekenkamer van Zeeland; dit ambt van rekenmeester was ad vitam, maar in 1741 verviel hij andermaal in krankzinnigheid, die weder als het gevolg eener zware ziekte verklaard werd; hij herstelde niet meer, en overl. eerst 1 Dec. 1770.
Met zijne vrienden gaf hij eene vertaling van het Fr. trsp. Atreus en Thyestes, 's-Grav. 1717; Dichtlievende Tydkortingen. Verder alleen: De christelijke geloofsbelijdenis en het gebed des Heeren in rym gebragt, Midd. 1729; Bybelstoffen, Midd. 1731; Stichtelijke gedichten, Rott. 1732. Nadat hij zich in de twisten over het geoorloofde der schouwburgen gemengd had, die door prof. Pieter Burman ijverig verdedigd werden, deed deze in eene acad. feestrede een hevigen uitval tegen de Zeeuwen; de la Ruë antwoordde hierop in een naamloos geschr.: Regtv. verdediging van Zeelands luister, Midd. 1725, en legde daarop den grond voor zijn verdienstelijke werken: Geletterd Zeeland, verdeeld in drie afdeelingen, bevattende in zich de schrijvers, geleerden en kunstenaars uit dien staat geboortig, met bygevoegd levensverhaal der voornaamsten onder dezelve, Midd. 1734, 2e dr., ald. 1741; Staatkundig en heldhaftig Zeeland, verdeeld in twee afdeelingen, bevattende in zich de vermaardste mannen van staat en oorlog die daar uit voortgesproten zijn, Midd. 1736. Als wederlegging van Burman, hebben beide werken hun doel gemist, de anders niet zachtzinnige aanvaller heeft zich alleen verontschuldigd door minder hevig te zijn; hij overleed reeds in 1741. De la Ruë verwijderde met uiterste schroomvalligheid ieder, dien hij niet als een geboren gewestgenoot kende. Hij liet een ms. na in den vorm van een dagboek, waarin hij zijne persoonlijke bevindingen en ervaringen opteekende en daarbij veel belangrijke bijzonderheden, die hij beleefde; het behoort thans aan Jhr. Mr. E.P. Schorer te Middelburg. Opmerkelijk is de verschijning van Trajectum eruditum van Caspar Burman, in 1738. Over den verderen letterarbeid van dezen kundigen, maar ongelukkigen man, leze men de Hulde, door N.C. Lambrechtsen, in de:
(Nieuwe Verh. Zeeuwsch Gen. III, Midd. 1821.)