[Jan des Roches]
Roches (Jan des), geb. te 's-Gravenhage, werd 1 Maart 1740 gedoopt te Voorburg, nabij genoemde stad. In zijne jeugd legde hij zich toe op verschillende wetenschappen; doch zijn lust tot lezen deed ze hem allen verwaarloozen. Omtrent het midden der maand Nov. 1758 kwam hij naar Antwerpen en werd in die stad ondermeester in de school van een Duitschen geestelijke, bij wien hij Fransch, Latijn en Grieksch leerde. Onderwijl oefende hij zich insgelijks in de moedertaal en in 1759-'60 bewerkte hij een Nieuwe nederduytsche Spraek-konst, die in 1761 te Antwerpen het licht zag. Tevens schreef hij eene Nieuwe fransche Spraek-konst, welke hij opdroeg aan de Wethouders der stad Antwerpen, die hem daarom, op 20 Maart 1763, eene belooning van 25 Pattakons toewezen. Ook gaf hij omstreeks dien tijd een Fransch-Nederduytsch en Nederduytsch-Fransch Woordenboek uit. Onderwijl verliet de hoofdonderwijzer zijner school de stad Antwerpen en werd Des Roches zelf de bestuurder van dit gesticht, dat nochtans in 1765 of 1766 gesloten werd op last van den Antwerpschen scholaster. Toen te Brussel de Academie impériale et royale des sciences et des lettres was opgericht, behaalde Des Roches verscheidene prijzen voor geschiedkundige opstellen in de Fransche taal geschreven. Ten aanzien dezer onderscheiding werd hij op 25 Mei 1773 tot lid en in Maart 1776 tot bestendig secretaris dier Academie gekozen en derhalve had hij zich ook metterwoon te Brussel gevestigd. Hij verwaarloosde van toen af de moedertaal om zich nog enkel met de taal van het Hof en het Latijn bezig te houden. Slechts in 1777 verrichtte hij eene laatste doch noodlottige daad tegenover onze taal. Ondersteund door het Oostenrijksche staatsbestuur, gaf hij toen aan het Antwerpsche dialect, bij middel der noodige accenten, enz., kracht van wet alsof het de eigenlijke Nederlandsche taal was. Toen hij op 20 Mei 1787 te Brussel overleden was, werden zijne zienswijze en zijn stelsel nog lange jaren door velen blindelings gevolgd en met hardnekkige stijfhoofdigheid verdedigd, ondanks de gezonde bewijsredenen over de ware schrijfwijze van het Nederlandsch, van den taalgeleerde J.F. Willems.