[Franciskus Ridderus]
Ridderus (Franciskus), omstreeks 1618 geb., werd 2 Maart 1638 stud. te Leiden, prom. aldaar en kwam 1644 als prop. te Schermerhorn, vertrok in 1648 vandaar naar Brielle, in 1656 naar Rotterdam, waar hij in 1684 overleed. In het studentenalbum komt hij als Leidenaar voor; zijn vader was van 1617 tot zijn ontzetting in 1619 pred. te Warmenhuizen, doch was intusschen geschorst en in 1621 weder te Middelharnis aangesteld.
Hij was meer theologant dan dichter, echter gaf hij als zoodanig uit: Huysoefeningen, Rott. 1652, 15e druk 1766. Voorts: Priesterlyck Bruyloftsbedde. Bereid voor den Eerw. Dr. Carolus Ursinus, Predikant in Hellevoetsluis en Clara Bontius 't samengetreden in den Echtenstaat op den 26 Nov. 1658 te Leyden, [waarop schotschr. en spotdichten uitkwamen]. Ook in zijn theol. werken treft men vele van zijn gedichten aan. Als historisch en stichtelijk schrijver was hij zeer werkzaam; tot deze veel gelezen geschriften behooren: Bloedspiegel der religie; Hist. A B C, Amst. 1616; Historisch Sterfhuis, Rott. 1668, nog in 1880 gedrukt; Hist. Kerkspiegel, Rott. 1673; Historische Hollander, ald. 1674; Id. Engelschman, ald. 1674; Id. Franschman, ald. 1674; Id. Spanjaard, Amst. 1675. Over zijne geschr., die zeer Oranje-gezind luiden en hem in veel moeilijkheden brachten, zie men:
(Navorscher, dl. VII, bl. 45.)