[Jan Herman de Ridder]
Ridder (Jan Herman de), geb. 23 Jan. 1816 te Kuilenburg, waar zijn vader Remonstr. pred. was, bekleedde hetzelfde ambt te Boskoop (1841), Waddinksveen (1842), Gouda (1848) en te 's-Gravenhage, van 1853, tot zijn welverdienden rusttijd, 1 Juli 1886.
Hij schreef: De kerkelijke viering van een gewichtigen dag aangeprezen, Amst. 1847; Een Nederlandsch geschenk aan den vorst van Eutopia, Gouda 1848; Bedelarijwering, Gouda 1850; Uitstapjen naar Hoenderloo, Leid. 1851; Wandel met God, Leid. 1851; Wat een arm dorp kan verrijken, Schoonh. 1852; De kracht der zwakkere sekse, Haarl. 1853; Een tafelboek, Schoonh. 1853; Christus in u, Leid. 1854; De eerste synode. Een tijdwoord, 's-Hage 1854; De beeltenis van A. des Amorie van der Hoeven als handhaver van nationaliteit, overdruk uit: Lectuur voor de Huiskamer, Leid. 1855; Een levensteeken op een doodenveld, Schoonh. 1857; Een vredestichter na drie eeuwen herdacht, 's-Hage 1860; Reisvertellingen, Schoonh. 1861; In Christus met God, Leid.; T.C.R. Huydecoper herdacht, 's-Hage 1866; Levensbeelden voor jongens en meisjes, Tiel 1868; Levensrichting. Kijkjes binnens- en buitenshuis, Tiel 1870; Levensbericht van Prof. Domela Nieuwenhuis, (in Hand. Mij. Ned. Lett.); voorts bijdr., recensiën enz., in de Godgeleerde Bijdragen, Kerkelijke Courant, Christelijk en Godsdienstig Album, Evang. Penningmagazijn (1860-'69), Christelijke Huisvriend, Praktische Volksalm., Geld. Volksalm., Magdalena, Mentor, Kinder-Courant, Zaaier, enz.