[Peter Jan Renier]
Renier (Peter Jan), geb. te Deerlijk, bij Kortrijk, in 1795, was gedurende 45 jaren bestuurder eener kostschool in zijne geboortestad, daarna aldaar schepen en districtsschoolopziener in Kortrijk. Hij overleed te Deerlijk 29 Aug. 1859. Voor zijne gedichten verwierf hij niet minder dan drieëndertig maal de eer eener bekroning.
Hij schreef: Beginselen der Vlaemsche spraekkunst, 1831; Uytgekozen verdichtselen (in dichtmaat) vry gevolgd naer het Fransch van den heer Lafontaine, 1832-'36; Nut der volksbeschaving, 1837; Vlaemsche fabelen, opgedragen aen hunne Kon. Hoogh. den Hertog van Braband en den Graef van Vlaenderen; Beginselen der Vlaemsche spraekkunst, heringerigt naer het spellingstelsel van het Taelcongres, 1840; De kat van Beversluys, 1842; Fabelen, 1842, 9e druk 1853; Vlaemsche Mengeldichten, 1843; Dichtregelen tot dankbetuiging opgedragen aen het achtbare magistraet en de burgery der stad Kortryk, welke de Vlaemsche vertooning, op stadsschouwburg, ten voordeele van den armen, met hunne tegenwoordigheid en giften hebben begunstigd, 1855; Hulde aen den weledelen baron de Vrière, Gouverneur van West-Vlaenderen, by de inwyding der gemeentelyke leer- en weefscholen te Deerlyk den 8 van Wynmaend, 1856. Al zijne werken zijn te Kortrijk gedrukt.