[Carel Alexander van Ray]
Ray (Carel Alexander van), werd geb. te Amst. in 1780. Zijne levensberichten, in het hieronder aangeduid opstel bijeengebracht, zijn geschreven onder de levendigste herinnering aan zijne betrekking bij de Fransche censuur op de drukpers, die hem de benamingen bezorgde van ‘boekebeul’ en ‘compère en iniquité’ van Duterrage, den censeur in het dept. der Zuiderzee. Bij zijn huwelijk, dat te Amst. afgekondigd en te Sloten den 1 Mei 1808 voltrokken werd, had hij het schriftelijk consent zijner moeder, die destijds, evenals hij, in Den Haag woonde, doch schreef reeds zijn naam, gelijk hierboven staat. In zijne doodakte heet hij dan ook de zoon van Karel Lod. van Ray en van zijne moeder; hij was toen weduwnaar, wordt ambtenaar genoemd, wonende in de Leidschestraat te Amst. en overl. in het binnengasthuis, 2 Oct. 1842, zooals van hem ook elders gezegd wordt, doch dat te verklaren is, dat hij als bejaard man alleen levende, daar verpleging gezocht heeft. In hem ontdekken wij een der laagste handlangers der Fransche dwingelandij, die billijkerwijze zeer slecht aangeschreven bleven in de openbare meening, en meerendeels een onbenijdenswaardig uiteinde hadden.
Van 1800 tot het jaar vóór zijn' dood gaf hij een veertigtal vert., bewerkingen of navolgingen van Fransche tooneelst.; voor het Duitsche tooneel deed hij niets anders dan in 1812 eene parodie op Kotzebue's Menschenhaat en Berouw schrijven, zoodat zijn oorspr. werk bestaat uit: Desiderius Erasmus te Bazel, blsp., 1809; Adr. Brouwer en Joost Graasbeek, of de vrolijke Nederl. kunstschilders, blsp., 2e dr., 1813; De Kalkoen van Breda, of menig voordeel komt onverwacht, blsp., 1816; Het vrouwe horologie, of een huis-