lang, De Zweep, De Flamingant en andere Nederlandsche en ook Fransche bladen.
Afzonderlijk verscheen van hem (de novellen onder het pseudoniem Alfred Terlaenen:) De Bloedwraak, novelle, Gent 1868; Wilhelmina, novelle, Gent 1870; Verloren, novelle, Leiden en Utrecht 1871; De Dag van een' Gentschen student, eene photographie naar het leven, Gent 1871; Zwarte Oogjes, Hartediefjes, novelle, bekroond met den tweeden prijs in den prijskamp, door de Lovensche rederijkskamer het Kersouwken uitgeschreven, Gent en Leiden 1872; Door het Venster, eene Gentsche novelle, Gent 1872; De Omwenteling van 1830 te Gent, Leiden 1873; De Strijd tusschen Staat en Kerk in Duitschland, Gent 1874; Het Nederlandsch voor onze rechtbanken, Gent 1875; De Strijd in het Oosten, Gent 1876; De Jury, haar oorsprong, haar nut en hare gebreken, Gent 1877; Het recht van Engeland op Zuid-Afrika, Gent 1877; Onze Taal en de herziening der Wet van 1842, Gent 1879; De Taalstrijd in Oostenrijk, Gent 1880; De toekomstige Wereldtaal, Gent 1884; De Statistiek der Talen in België, Gent 1885; België's Strijdmacht, Gent 1886; Onze Taal voor het Assisenhof van Oost-Vlaanderen, Gent 1887; Ecce iterum Batavus, Antw. 1887; De Taalstrijd in het land van Wallis, Gent 1888; Het Nederlandsch als rechtstaal, Antw. 1888; Wat is eene Vlaamsche Gemeente? Gent 1889; Qu'est-ce qu'une commune flamande? Bruss. 1889; De Oorsprong der Belgische Vrijheden, Gent 1889; De Belgische Taalwetten toegelicht, bekroond met de goudene eermedalie door de koninklijke Vlaamsche Academie, Gent 1890; Practische Aanteekeningen op de wet van 3 Mei 1889 over het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken, Gent 1890.