[Lodewijk de Potter]
Potter (Lodewijk de), op 22 Sept. 1792 te Rumbeke (West-Vl.) geb., legde zich al vroeg toe op de studie der Nederlandsche taal en doorgrondde ook diep de oude talen. Van 1 Nov. 1812 tot 7 Nov. 1818 bekleedde hij den leeraarsstoel voor poëzie in het College te Ieperen. Sedert dit tijdstip tot 18 Oct. 1845 nam hij de betrekking waar van professor aan het Atheneum van Gent, waar hij ook van 7 April 1836 tot 24 Aug. 1850 principaal van het college was. Zijne eerste proeven op letterkundig gebied waren overzettingen van Latijnsche dichters, welke werden opgenomen in de Nederduitsche Letterkundige Jaarboekjes, waarin van hem bijdragen verschenen, tot op het einde zijns levens, dat plaats had op 17 Februari 1869.
In het werk: Gedichten en Verhandelingen van het Koninklyk Genootschap van Tael- en Dichtkunde, Antw. 1825, verscheen op blz. 20 van hem een gedicht: ‘Het onweder, nachtgezigt op het veld.’