[Pieter Pijpers]
Pijpers (Pieter), geb. te Amersfoort 14 December 1749, werd voor den priesterstand bestemd, mocht niet aan eene universiteit opgeleid worden en moest zich een bedrijf kiezen, zoodat de ouderlijke wil hem te Amsterdam in den tabakshandel bracht. In 1795 werd hij als ijverig patriot van 1780-'87 lid van de municipaliteit te Amersfoort en nam zitting in het voorloopig gewestelijk bestuur van Utrecht, was eenigen tijd controleur-gen. der convooien en licenten, daarbij lid der municipaliteit te Amst., doch verkoos het ambteloos leven, woonde beurtelings te Amst. en op zijne buitenplaats Puntenburgh nabij Amersfoort, en hield zich met de letteren onledig. Zijn fraai uitgevoerd werk: Eemlands Tempe of Clio op Puntenburgh, 2 dln., Amst. 1803, werd door de regeering van Amersfoort, aan wie het opgedragen was, met een geschenk in zilver vereerd, doch door een scherp beoordeelaar zoo hard behandeld, dat de dichter in zwaarmoedigheid en ziekte viel, en op Puntenburgh overleed, 20 Juni 1805.
Zijn tooneelarbeid bestaat in: Het mislukt verraad op Amersfoort, trspl., Amst. 1776 (met uitlegging door J. Fokke); Lausus en Lydia, trsp., Amst. 1777; Béverlei, burgerlijk trsp., Amst. 1781; Zemire en Azor, zangspel, Amst. 1783; De karavaan van groot Kaïro, zangspel, met balladen, Amst. 1788; De graaf van Comminge, of de ongelukkige gelieven, trsp., Amst. 1788; Merinval, of de gevolgen der wraakzucht, trsp., Amst., 1788; De Malabaarse weduwe, trsp., Amst. 1789; Pepijn, koning der Franschen, trsp., Amst. 1790; Felix, of de vondeling, trsp., Amst. 1790; Stephanus, de eerste Christen Bloedgetuige, trsp., Amst. 1790; Euphemia, of de zegepralende godsdienst, trsp., Amst. 1793; Adelaïde van Hongarije, trsp., Amst. 1793; Neptha, koningin van Egypte, trsp., Amst. 1794; De Academievrienden, trsp., Amst. 1801; Semiramis, trsp. (naar Voltaire), Amst. 1801; Lierzang bij de tooneelsluiting van de Amsteldamsche stadsschouwburg op 5 Mei 1804; Spartacus, trsp., Amst. 1805. Voorts: Vaderlandsche Gedichten, Amst. 1784-'87; verscheidene gelegenheidsstukken, waarvan enkele naamloos of met psd. Petrus Patriot verschenen.
(Volk-Alm. voor Ned.-Kath., 1862.)