trekking te Utrecht, en werd bij de oprichting der gemeentelijke universiteit te Amsterdam hoogl. in de levende talen en hare letteren, aesthetica en kunstgeschiedenis.
Schr.: Bespiegeling, gezag en ervaring. Eene wijsg., geschiedk. proeve, Utr. 1855; Een pastory in den vreemde. Schetsen en herinneringen, Utr. 1857; Inductie en empirie, Rott. 1858; Niet verouderd. Eene toespraak, Rott. 1860; Een misverstand, Amst. 1860, (uit De Gids); De Gustaaf-Adolfvereeniging. Utr. 1860; Intimis. Mededeelingen, Utr. 1861, 5e dr. 1881; De beteekenis der kunst voor het zedelijk leven, Haarl. 1862; De oorsprong der moderne rigting, Haarl. 1862, twee drukken; Rigting en leven, 2 dln., Haarl. 1863, 2e dr., Dev. 1883; Onverdraagzaamheid, Haarl. 1864; Isaac da Costa. Eene gedenkrede, Haarl. 1865; Aan zijne laatste gemeente, Arnh. 1865; Adriaan de Mérival, 3 dln., Arnh. 1866; De moderne richting en de kristelijke kerk, Amst. 1866; Gods wondermacht op ons godsd. leven, Arnh. 1867; Schoonheidszin en levenswijsheid, Arnh. 1868, 2e zeer verm. druk, Dev. 1890; De liberale partij op staatk. gebied, 3 nrs., Arnh. 1868, '69; Herinneringen uit Pruisens gesch., Arnhem 1871 en 1875; Een tiental leerr., Rott. 1873; Duitsche indrukken, Leid. 1875; Een levensbeschouwing, 2 dln., Haarl. 1875, '78; Ter Uitvaart, Amst. 1876, (uit De Gids); Eene studie over de geschr. van Israël's profeten, Amst 1877; De bergrede en andere synoptische fragmenten, Amst. 1878; Studiën over Joh. Kalvijn, Amst. 1880; Gedichten, 's-Grav. 1882; Wijsg. onderzoek, Dev. 1882; Nieuwe studiën over Jan Kalvijn, Amst. 1883; Verisimilia (met prof. S.A. Naber), Amst. 1889; Geestelijke voorouders, dl. I, Israël, Haarl. 1887; Oudere Tijdgenooten, Amst. 1888. II, Hellas, 1e afd., Het epos, ald. 1890; Willem de Clerq naar zijn dagboek, 2 dln., Haarl. 1888; Eene schrede voorwaarts, Redev., Haarl. 1889. Verder een groot aantal vertaalde of bewerkte buitenl. geschr., kleinere stukken, zoo afz. als in de voorn. Nederl. tijdschr. verspreid.