[Jan Jacob Pennink]
Pennink (Jan Jacob), geb. 17 Oct. 1795 te Enschedé, studeerde sinds 3 Oct. 1814 te Utrecht in de geneeskunde en vestigde zich na zijne promotie in 1819 als praktizeerend geneesheer te Twelloo; hij bedankte voor eene benoeming te Assen en bleef op zijne eerste standplaats; wegens zwakke gezondheid moest hij evenwel in 1840 zijne praktijk neerleggen en overleed aldaar 13 Maart 1877.
Hij schreef: Gezondheidsleer voor het volk, bekroond door 't Nut, 1828; Historische beschouwingen der theoretische en practische geneeskunde op haar tegenwoordig standpunt, 3 stukken, Dev. 1836-'37; Gedachten en wenken over de kolonisatie en ter bevordering van de cultuur in de Nederl. West-Indiën, Arnh. 1845; Natuur- en zedekundige gezondheidsleer voor den beschaafden stand, vooral voor zwakken en ziekelijken, Dev. 1845, 2e druk, Amst. 1856; Gedachten over de pligten van den staat ter bevordering van zedelijk en stoffelijk volksgeluk, Amst. 1846; Diëeten zedekundig mengelwerk voor den beschaafden stand, 2 dln., Dev. 1848; Gedachten over de zedelijke rigting van onderwijs en opvoeding op de volksscholen van staatswege te geven, Dev. 1849; De stad Kleef als zomerverblijf en badplaats, voor den Nederlander aanbevolen, Nijm. 1849.