gens op godgeleerdheid zich bijzonder toeleggende. Voor den druk der vervolging week hij later van Amst. naar Delft, waar hij den 9 November 1595 stierf.
Hij schreef: Dat schip van patientie en penitentie, Antw. 1593. Nog gaf zijne pen ons een paar vertalingen benevens een viertal schriften in het Latijn; onder welke bijzondere melding verdient zijne Historia Martyrum Batavicorum, sive defectionis a fide majorum Hollandiae initia. Keulen 1625. In den aanvang der 18e eeuw verscheen eene bewerking en uitbreiding er van in het Dietsch onder den titel: Martelaersboek ofte Historie der Hollantsche Martelaren, 3 dln., Antw. 1702.
J.H.H.