[Pieter Jasper van der Noordaa]
Noordaa (Pieter Jasper van der), geb. 27 Januari 1831 te Norg in Drente, was van 1846-'51 op een handelskantoor; toen werd hij vrijwilliger bij de artillerie, en instructeur in Ned. taal en wiskunde op de Regimentsschool. Van 1855-'69 was hij ambtenaar bij de assurantiemaatschappij Archimedes te Delft; toen deze liquideerde, werd hij bureauchef van de Brandverzekeringmaatschappij te Haarlem, waar hij overl. 14 Maart 1881.
Hij schreef: Het gestolen kind, Meppel 1849; Helpt elkander voort in 't goede, Meppel 1850; Eerstelingen, verspreide dichtstukjes, Maassluis 1855; Hoe men dieper valt, Utrecht 1859; Hart en wereld, Arnh. 1869; Wendela, psd. Ada Nora, Amst. 1871. Van 1846-'51 gaf hij vertalingen en oorspronkelijke stukken in proza en poëzie in het Nederl. Museum, De Huisvriend, De Criticus, enz.; van 1851-'55 dichtstukjes in Het Vaandel; onder de psdn. Ada Nora en V.D.N. van Delft, verzen in Aurora, Vergeet-mij-niet, Holland, Castalia en De Kunstkronijk, en novellen in Europa, Bato, Nederland, Vaderl., Letteroefeningen, De Tijdstroom enz. Onder het psdn. Nora Hage, schr. hij Onze roeping van 1870 eenige stukken, getiteld: Kijkjes in het Binnenland.