stige oefeningen, aan de beste Nederduitsche schrijvers ontleend, Antw. 1846; Aan de Germanen in 1847, ode, Bruss. 1847; Ernst en Boert, Bruss. 1847; Half en half, open brief aan Dr. Snellaert, Bruss. 1851; Zwart op Wit, dichtverscheidenheden, Bruss. 1853; Vrede, ode, Rott. 1854; Het groote dietsche Vaderland, met Hoogduitsche dichterlijke omzetting van J.M. Dautzenberg, Bruss. 1857; Vooruitgang, Bruss. 1858; Rapport sur les poëmes flamands reçus au concours de poësie, Bruss. 1859; Het Pausdom, ode, Bruss. 1860; De 19 October 1861, ode, Bruss. 1862; De Begenadigde, hekeldicht, Bruss. 1866; Het standbeeld van Ambiorix, ode, Bruss. 1866; Du pan-germanisme et de ses influences sur la littérature flamande, Bruss. 1868; Le pan-germanisme et la revue flamande ‘De Toekomst’, Bruss. 1868; De beide Nederlanden, dichtstuk, Bruss. 1869; 1832-1871, een gedicht, Amst. 1871; Het Communismus in zijne vroegere en latere vormen, 's-Hage 1871; Ter Priesterwijding, Bruss. 1873. Al het hier opgegevene, poëzie en proza, benevens meerdere tot dusver onuitgegevene stukken, is bijeengezameld verschenen als volgt: Gedichten, 1843-1859, 2 dln. Amst. 1859; Gedichten 1860-1870, Amst. 1870; Proza, 1843-1873, 2 dln., Amst. 1873. Voorts gaf hij uit: Poëzij en Proza, 1874-1877, Amst. 1877; Poëzij en Lettercritiek, 1878-1884, Roeselare 1884; Het Menschdom verlost, van L. De Koninck, critisch aan-, door- en omgehaald, Roes. 1884; Verslag over eene studie over de toepassing van de regelen der Grieksche en Latijnsche metriek op de Nederlandsche poëzie, Bruss. 1885. Onderteekende ‘Vele tegenbemerkingen’ op naamlooze ‘Eenige bemerkingen’ over De Koninck's pseudo-epos, Roes. 1886; De Koninklijke Vlaamsche Academie voor taalen letterkunde verkromd door Prof. Dr. Jan ten Brink en anti-critisch weer kaarsregt hersteld, door Dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland, Gent 1887. Voorts werkte hij nog mede aan de volgende periodieke schriften: Nederduitsche Letteroefening, Gent 1834; Nederduitsch letterkundig Jaarboekje, Gent 1835-'73; Bijdragen der Gazette van Gent, 1836-'39; Belgisch Museum, 2e, 3e en 6e dl.; Kunst- en Letterblad; De Middelaer, Leuven 1840-'43; De School- en letterbode, 2e en 3e dl.; Het Vaderland en de Vlaamsche Letterbode, 1844-'45; Lettervruchten van het genootschap ‘Met Tijd en Vlijt’ te Leuven, 1845; De Vlaemsche Stem, 1846-'48; De Moedertaal, 1849; Het Taelverbond, 1852; Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden, 1853; Handelingen van het 1e, 3e, 4e, 5e, 7e, 8e en 9e Nederlandsch letterkundig Congres; Album der Schoone Kunsten, 1850-'53; Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken, Amst. 1853-'55; Jaarboekje voor Rederijkers, Amst. 1859-74; Nederduitsch Tijdschrift, Bruss. en Gent 1867-86; De Toekomst, Antw. 1867; Dagblad van Zuid-Holland en 's-Hage, 1871; De Wachter, Nederlandsch Dante-orgaan, Amst. 1877-'82; Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, Antw. 1883-86; De Vlaamsche School, Antw. 1884; De Leeswijzer, Haarlem 1885.