Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johan van Nijenborgh]Nijenborgh (Johan van), in April 1620 of '21 te Gron. geb., uit eene Oostfr. handelsfamilie. Zijn vader had nabij de stad Gron. een hofstede aangelegd en den Nijenborgh genoemd, die Johan als ‘praediatus en gewezen negotiant’ bewoonde en er geestverwanten ontving, o.a. Sybille van Griethuysen (zie blz. 297); hij had reeds jong zijne opleiding in De Beverwijk ontvangen, kende de klassieke en een paar der levende talen en was een zedendichter, niet ongelijk aan Cats en in zijne woonstreek even gaarne gelezen. Men kent zijn sterftijd niet, die in of kort na 1670 moet gesteld worden. In een zijner werken komt een Dénombre der oude en nieuwe werken dezes Auteurs voor, die de volgende en hier verkorte titels, niet juist tijdrekenkundig vermeldt: De weeck-wercken Der Ghedenkwaerdighe Historien, Leer-gedichten en Spreucken, Gron. 1657; Hof-stede, met deszelfs andere Bedenckingen, gedichten en Historien, Gron. 1659; Tooneel der ambachten, Gron. 1659, 2 dln., 3e druk 1670; Groninger Historien, enz. Van de eerste gheheugenisse af tot dezen tegenwoordigen Jare toe, zijnde 1660, Gron. 1660; Het Gulden A.B.C. ofte Jeugts deughden Spiegel, Gron. 1661; Schoolen der Wysheit ofte het lof der Schoolen met derzelver nuttigheyt, voor deze bedenckelyckheden en toeëygeningen, Gron. 1662; Het wondertoneel ofte Lusthof der historypaerlen. (Bibliogr. Adversaria, 4, 218; beter in Hand. en Med. Mij. Ned. Lett. 1883 en '84.) |
|