[Martinus Nieuwenhuyzen]
Nieuwenhuyzen (Martinus), zoon van den voorgaande, werd geb. 9 Dec. 1759 te Middelharnis. Hij studeerde in de geneeskunde te Harderwijk en te Franeker, en zette zich in 1784 te Edam als geneesheer neder; drie jaren daarna ging hij te Amsterdam wonen; de tijdsomstandigheden, voor hem verergerd door het vooroordeel tegen de nieuwe Mij., hebben hem inderdaad uit Edam verdreven, doch als alg. secretaris moest hij zich vestigen, waar de nieuwe zetel van 't bestuur gekozen was. Hij overl. te Haarlem, waar hij zich tijdelijk bevond, 6 Maart 1793.
Hij schreef: Opheldering van het IJgodinnentimmer in den IJstroom van Antonides, in de werken van het Amsterd. dicht- en letteroefenend genootschap; Geest der Nederl. dichters, Amst. 1788, één stukje; De mensch, een gezang, Amst. 1789; Desdemona, trsp. naar Shakespeare, Amst. 1789. Verder gaf hij eenige liederen in den grooten bundel der Christelijke gezangen en tal van bijdragen in genees- en letterkundige tijdschriften, en schreef tot verbetering van het volksonderwijs schoolboekjes, waarvan zijne verh. over het kunstmatig lezen zeer bekend is; de Levensschetsen van Nederl. mannen en vrouwen, met zijn zwager Adr. Loosjes, zijn samengesteld en bij duizendtallen gelezen.
(Lijkr. van Brender à Brandis en M.C. v. Hall.)