[Willem van Nieuwelandt]
Nieuwelandt (Willem van), zoon van den schilder Adriaan van N., werd in 1584 te Antwerpen geb. Ten jare 1589 trok hij met zijne ouders naar Amsterdam waar hij leerling werd van den Kortrijkschen schilder Jacob Savery. Na den dood van dezen in 1602 toog hij naar Rome, waar hij zich op schilder- en graveerkunst toelegde onder leiding van zijnen stadgenoot Pauwel Bril. In 1606 kwam hij te Antwerpen terug, en werd als vrijmeester in de St. Lucasgilde opgenomen; hij werd er in 1615 tevens Ouderman van de rederijkerskamer de Olijftak voor welke hij zijne tooneelwerken schreef onder het anagramma Dient uwen al. Na 1628 verliet hij Antwerpen andermaal om zich weer te Amsterdam te vestigen, in welke stad hij overl. omstreeks het einde van 1635.
Hij schreef: Saul, tragoedie, Antw. 1617; Livia, tragoedie, Antw. 1617; Claudius Domitius Nero, tragoedie, Antw. 1618; Elegia op de Doodt des Alderdoorluchtichsten ende Hooghgheboren Vorst Alberti, Ertzhertoghe van Oostenriick, Hertoghe van Borgondien, van Lothringhen, overleden den XIII Julii Anno M.DC.XXI, Antw. 1621; Poëma van den mensch, inhoudende d'IJdelheydt des Werelts, d'ellende des levens, ende ruste des doodts, leerdicht, Antw. 1621; Aegyptica ofte Aegyptische Tragoedie van M. Anthonius en Cleopatra, op den regel: Wanhoop, nijdt en dwaes beminnen, Reden, deught en eer verwinnen, Antw. 1624; Salomon, Tragoedie, op den Reghel; Godt smijt den hooghmoet neer, en cort den dwaes sijn leven, Den mensch die nedrich is, wordt door den Heer verheven; verthoont op de Redenryckercamer van de Violiere, Antw. 1628; Treurspel van Sophonisba Aphricana, op den Regel: Wie dat hem self verwint, bethoont veel grooter kracht, Dan die van steden groot, de mueren breekt met macht, Amst. 1635 '39; Jerusalems verwoestingh door Nabuchodonozor, treurspel op den Regel: Des droeven onderganck van Zedechias thoont, Hoe Godt d'ondanckbaerheyt en ongetrouwheyt loont, Amst. 1635.