[Joannes Nanning]
Nanning (Joannes), 10 Aug. 1689 te 's-Graveland geb., deed zijne hoogere studiën te Keulen won er het licentiaat der h. godgeleerdheid en werd omstreeks den aanvang van 1713 tot priester gewijd. Van Sept. 1713 stond hij als pastoor te Leiden, waar hij 26 Aug. (1713) als stud. was ingeschreven, van April 1716 te Weesp, vanwaar hij om geloofstwisten verdreven werd, van Maart 1720 te Bergen, en van den aanvang des jaars 1737 te Buitenveldert onder Amstelveen; hier stierf hij 29 Sept. 1761.
Van zijne onvermoeide pen hebben we, behalve een paar Lat. schriften, een viertal vertalingen, waaronder: Prudentius' Lofzangen op de hh. Martelaren, ‘in Dietsche vaarzen’, Amst. 1740. Verder gaf hij: Predicatiën op zon- en feestdagen, in 1761 te Leuven in tweede uitg. verschenen, 8 dln., in 1785 te Maastr. in 3e uitgaaf; 10 dln. Voorts: Betoog der rechtzinnige leeringe van J.N., aangerand door M. F(raats), Amst. 1755; Godvruchtige zangen op de voornaamste Feestdagen, Amst, 1761.
(Kath. Volksalm., 1858.)
J.H.H.