[Willem Moll]
Moll (Willem), geb. te Dordrecht 18 Febr. 1812, liet zich te Leiden als stud. inschrijven, doch diende, alvorens de akad. lessen bij te wonen, in Nov. 1830 als vrijwilliger bij de Zuidholl. schutterij tot Sept. '31, werd in 1833 bekroond voor zijn prijsantwoord over de verbetering der kerkmuziek onder de Protestanten, naar het voorbeeld der oude christenen, en eindigde zijn loopbaan aan de hoogeschool in 1836. Als beoefenaar der toonkunst en als dichter had hij zich onderscheiden; hij schreef eene dissertatie, die hij niet voltooid of verdedigd heeft, daar het doctoraat in de theologie hem, indertijd verhinderd het op de gewone wijze te verwerven, eershalve verleend werd in 1847. Zijne eerste standplaats als pred. was De Vuursche, in 1837, zijne tweede, Arnhem in 1847. Den 11 Juni 1846 sprak hij te Amst. zijne inwijdingsredev, uit als hoogl. aan het Athenaeum, dat, niet het minst door zijn toedoen, veranderd werd in eene universiteit, die hij 15 Oct. 1877 mocht inwijden. Hij overl. 16 Aug. 1879.
Zijn leven en arbeid is met veel kennis en toewijding beschreven in de hieronder aangeduide monographie, waarachter al zijne geschr. opgegeven zijn, zoodat alleen de voornaamste hier volgen: Gesch. van het kerkelijk leven der christenen gedurende de zes eerste eeuwen, 2 dln., Amst. 1844-'46, 2 verb. druk, 2 dln., Leid. 1855-'57; Angelus Merula, de hervormer en martelaar des geloofs, 1530-1557, Amst. 1851, 2e dr., ald. 1855; Johannes Brugman en het godsd. leven onzer vaderen in de 15e eeuw, 2 dln., Amst. 1855; Kalender voor de Protestanten in Nederland, (uitgeg. door de Vereeniging tot beoefening van de gesch. der Christelijke Kerk, onder zijne leiding) 8 jaarg., Amst. 1856-'63; Kerkhist. jaarboekje, id., ald., 1864 en '65; De boekerij van het St. Barbaraklooster te Delft in de 2e helft der 15e eeuw, (uitgeg. door de Kon. Akad.) Amst.