Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde

[Mr. Antonius Alexius Josephus Meylink]

Meylink (Mr. Antonius Alexius Josephus), geb. te Amst. 4 Oct. 1797, kreeg zijn eerste onderwijs van den pastoor te Zoetermeer, bezocht van 1814-'16 eene inrichting van Fransche geestelijken te Borck bij Munster, daarna het Sem. te Luik en prom. in de letteren aan de Universiteit te Parijs 1827, te Leiden in de rechten 1832, en vestigde zich als adv. te Voorburg, later in Den Haag, waar hij lid der Prov. Staten en van de Tweede Kamer was, en er overl. 11 Dec. 1863.

Hij gaf in 't licht: Over den invloed der geschiedk. op de taalkunde in het algemeen en de noodzakelijkheid van de kennis van de vaderl. gesch. ter beoefening van de vaderl. taal (eene bekroonde prijsvr. te Brugge), 1829; Pleitmemoriën over het tiendregt, met hist. aant. en bedenkingen tegen de verhandeling van Mr. P. van der Schelling, 's-Hage 1850; Verhaal eener onteigening ten algemeenen nutte, welke

[p. 518]

28 Febr. 1851 is voltrokken, vooral bij gelegenheid der vaststelling eener nieuwe wet, 's-Hage 1851; Officiëele geschiedenis der wet van 1806 over het schoolwezen en het lager onderwijs, enz., 's-Hage 1857; Over een Charter van graaf Floris V van 14 Mei 1273, mededeeling van G.H.M. Delprat nader toegelicht, en over Charters van graaf Floris V van den jare 1281, met facsimile's van zegels en watermerk, 's-Hage 1861. Zijn belangrijk werk, de uitkomst eener uitgebreide nasporing ten behoeve zijner rechtsgel. praktijk: Gesch. van het Hoogheemraadschap en der latere waterbesturen van Delfland, 's-Grav. 1847, is na verschijning van 4 afl., tot blz. 204, gestaakt.

(Hand. Mij. Ned. Lett., 1866.)