[Mr. Gregorius Mees Az.]
Mees Az. (Mr. Gregorius), geb. te Rott. 2 Febr. 1802, werd daar in 1826 advocaat, in 1831 rechter-plaatsvervanger, in 1839 hoogl. te Deventer in 't Nederlandsch en de Vaderl. Gesch., en in 1847 rechter in de Arr. Rechtbank te Rott., waarvan hij sedert 1865 tot zijn overl. 1883 vice-president was.
Schr.: De opstand der Gentenaren tegen Karel V; Herinnering aan Olivier de la Marche; Levensbericht van Paul Louis Courier; Caspar van Baerle geschetst. Deze vier stukken zijn geplaatst in De Fakkel, 1832-'36; Redevoering over het belang van de bronnen onzer geschiedenis voor de studerende jongelingschap, Dev. 1840; Van Hall en Groen van Prinsterer over Hendrik graaf van Brederode, in Nijhoffs Bijdr., 1847; Schokland, (Overijsselsche Almanak), 1847; Over Bilderdijks denk- en handelwijze in betrekking tot de politieke gebeurtenissen van zijn leeftijd, (Werken van de Mij. der Nederl. Lett.), 1850; Gregorius Mees pred. te Rott. in de 17e eeuw en zijn gezin geschetst, Rott. 1850, niet i.d. handel; Vergelijking van den tegen-woordigen met den vroegeren prozastijl. Toespraak als alg. voorzitter der Mij. van Fraaije Kunsten en Wetenschappen; Een Novelle en Liewe van Aitzema (twee bijdr. in Nederland), 1862; Hist. Atlas van Nederland van de 16e eeuw tot op heden met 14 kaarten en beschrijving daarvan, Genealogische tafelen enz., Rott. 1865; De politieke verdraagzaamheid van eenige onzer dichters in de 17e eeuw. Een pennestrijd in de 17e eeuw, (Hand. congres te Rotterterdam en te Gent, 1865'67; Feestrede bij de onthulling van het standbeeld van G.K. van Hogendorp, Rott. 1867 (niet i.d. handel); De Fransche heerschappij in ons vaderland en de verlossing daarvan in 1813. Toespraak, Rott. 1863; Het Rotterdamsche oproer van 1690, Verh. der Kon. Akad., Amst. 1869; hetzelfde als voorlezing, Rott. 1869; Levensberigten van Mr. A.S. van Reesema, 1849, J.P. Sprenger van Eyk, 1860, G. van Reyn, 1866, G.H.M. Delprat, 1872, en P. Bosscha, 1873, in de Hand. Mij. Ned. Lett. Voorts eenige bijdr. in De Konst- en Letterbode.
(Jaarb. Kon. Akad., 1883.)