[Frederik Adolph van der Marck]
Marck (Frederik Adolph van der), uit het graafschap van dien naam in 1719 geboortig, kwam, na voltooiing zijner studiën in de wijsbegeerte en rechten te Duisburg in 1748, zich als adv. te Arnhem vestigen, werd hoogl. te Gron. in 1758, kreeg door zijne vrijzinnigheid en onvoorzichtigheid geschil met zijne ambtgenooten, dat op zijn ontslag uitliep, 1773; daarna werd hij prof. te Lingen en in 1783 te Deventer, waar hij in 1787 ontzet, doch met de omwenteling van 1795 te Groningen hersteld werd, waar hij 1 Nov. 1800 overleed.
Schr.: Nadere verklaring over de vrijheid van den burgerstaat van Groningerland, gegrondvest op deszelfs eige vaderl. wetten, Gron. 1762; Afscheidsbrief aan den Kerkeraad te Gron., (Lingen), 1774; Missive over den aart en oorspr. der Drosten- en andere diensten in Overijssel, Leid. 1782; Schetsen over de rechten van den mensch, Gron. 1798. Met François Adrianus van der Kemp, die door gelijkheid van initialen en denkwijze wel met hem verward wordt, gaf hij nog: Rechtsgel. instructoir advys in de zaak van J.D. van der Capellen, Leid. 1779.