[Jan Peter van Male]
Male (Jan Peter van), op 1 Aug. 1679 geb. te Brugge, studeerde aan de Hoogeschool van Leuven, werd in 1707 priester en vestigde zich eerst te Zuienkerke, dan te Brugge als onderpastoor der St. Jacobskerk, daarna als pastoor te Bovekerke en vervolgens te Vladsloo, in welke laatste plaats hij overleed op 5 Dec. 1735.
Hij was een der bekwaamste dichters van zijnen tijd en liet ons na: Gheestigheden der Vlaemsche rijmconst, behelsende menigvuldige zinspreuken, zedelessen, opschriften, hekelverzen, enz., door J.P. van Male, Brugge; Naukeurighe beschryvinge van de oude ende hedendaegsche ghestaethede van de edele ende vermaerde stadt Brugge in Vlaenderen, door heer ende meester J.P. van Male; Levensbeschrijvinghen der geleerde en door kunst vermaerde Bruggelingen; Beschryving der constcamers der stadt Brugge; Daghregister van al het gene gedenkweerdigh voorgevallen is binnen de stadt Gent, sedert den 15 July 1566 tot den 15 Juny 1585. Overgeset uit het Latyn door Joannes Petrus van Male, pastor van Bovekerke; Ontleding ende verdeding van de edele konst der Poëzye, waerby haeren ouderdom onder de Nederlanders, gebruyck ende misbruyck word aengewezen, met de aenmerckelijkste bezonderheden der Redenrijcke Hooftgilde van den H. Geezt binnen Brugge, Brugge 1724.