[Marten Jacob van der Maesen]
Maesen (Marten Jacob van der), geb. 9 Aug. 1789 te Antwerpen, waar hij overl. 4 Juni 1820. Hij was secretaris der Antwerpsche kamer van koophandel en maakte van 1810 tot 1820 deel van het taal- en dichtlievend genootschap: Tot Nut der jeugd, waarvan hij bij zijn overlijden bibliothecaris was.
In de almanakken dezer vereeniging verschenen talrijke zijner Fransche en Vlaamsche dichtstukjes, als: Op de jaer-getyden, 1815; Het nut der werkzaemheid, 1818; Klachten van een Meisje, 1818; het puike anacreontisch stukje: De Eerste Ontmoeting; De kinderspelen, 1825; Hoe lang zal het duren, 1825; Het Nut der Werkzaamheid, 1825; Klagten van een Meisje, 1825. Afzonderlijk gaf hij in het licht: Dichtstuk op de gelukkige hersteltenis van Z.H. Pius VII op den pausselyken troon in de maend April 1814, en Dichtstuk op de gelukkige zegepraelen, behaeld door de hoogvorstelyke bondgenooten, op de fransche legers, den 18 Juny 1815. Voor het tooneel vervaardigde hij: Rodulphus en Zelina of het vermogen der kinderlyke liefde, vertoond in Dec. 1814. De Nederlandsche Dichterhalle, uitgegeven door J.F.J. Heremans, bevat van hem het lied getiteld: Hoe lang zal 't duren.