[Antonius van Lommel]
Lommel (Antonius van), geb. te Terheiden bij Breda, 3 Oct. 1827, volbracht zijne humanoria te Oudenbosch, werd 26 Sept. 1849 in de orde der Jezuïeten opgenomen en wijdde zich aan het onderwijs te Sittard, Culemborg en Katwijk aan den Rijn. Tot priester geordend in 1860, stond hij zijn pater Provinciaal ter zijde te Rotterdam en in Den Haag, totdat zijne verzwakte gezondheid hem verplichtte rust te zoeken in de abdij Mariëndaal te Velp bij Grave.
De vruchten zijner onvermoeide nasporingen in archieven en bibliotheken, ook in het buitenland, voornamelijk te Brussel en te Rome, bestaan slechts in enkele afzonderlijk gedrukte of overgedrukte werken: Bijdr. tot de kerkelijke gesch. van Nederland, 's-Grav. 1868; Drie kweekscholen van de universiteit te Leuven, uitsluitend bestemd ter opleiding voor de Hollandsche seculiere geestelijkheid, vrij bewerkt naar het Fransch, Rott. 1875; Missio foederati Belgii, Hag. Com. 1879; Tilmannus Gulielmus Bachusius, 1687-1779. Eene levensschets, Delft 1879. Doch ontzaglijk veel bijdragen, opstellen, archiefstukken, enz. bevatten De Godsdienstvriend, Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique, De Maasbode, De Dietsche Warande, De Katholiek, het Archief voor de gesch. van 't aartsbisdom Utrecht. Bijdr. voor de gesch. van het bisdom Haarlem, De Wachter, de studiën op godsd. en zedelijk gebied, enz.