[Juliana Cornelia barones de Lannoy]
Lannoy (Juliana Cornelia barones de), geb. te Breda in 1738, oefende zich in vreemde talen, leerde wat Latijn en had persoonlijk of schriftelijk verkeer met de meeste dichters van haar tijd: zij overl. te Geertruidenberg, 18 Febr. 1782. Hare Dichtkundige werken verschenen te Leiden, 1780, en hare Nagelaten Dichtwerken - door de zorg van Bilderdijk, die haar met zijne gewone overdrevenheid vereerde - in 1783, beide te Leiden.
Onder hare ged. munten uit het hekeldicht Aan mijn Geest, reeds afz. te Breda in 1766 uitgegeven, verder de prijsverzen Lof des verdedigers van Leiden Van der Does, Van der Werff en Van Hout, 1774, De ware liefde voor het vaderland, 1777, De ware vereischten van een dichter, Aanspraak van Keizer Karel V aan zijn zoon Philips II, Het gastmaal, een hekeldicht, gelijk dat over de titels in brieven. Hare tooneelpoëzie bevat Leo de Groote, trsp., Amst. 1767; De belegering van Haerlem, trsp., Amst. 1770; Cleopatra, koningin van Syriën, trsp., Amst. 1776, en enkele kleinere stukken.