[Jan de Kruijff]
Kruijff (Jan de), zoon van den voorg., geb. te Leiden 11 Oct. 1753, liet zich 23 Oct. 1787 aldaar als stud. inschrijven, doch bleef de fabriek van zijn vader tot 1806 besturen en beoefende de letteren als uitspanning; was eerst wethouder, daarna vrederechter te Leiden, en overl. in Den Haag 24 Dec. 1821. Hij was lid van: Kunst wordt door arbeid verkregen; in den bundel levensbeschr., Leid. 1782, gaf hij die van Sybrand Feitama en Arnold Hoogvliet.
Schr. in de werken van dit gen. eenige gedichten. Afzonderlijk: Redev. ter gedachtenis van Jan Nieuwenhuizen, 1806; De Hoop des wederziens, in twee zangen, Leid. 1817, 3e druk, 's-Hage 1851; vertalingen van Lat. redev. en verh. van J. Luzac, H. Paradijs, S.F.J. Rau en E.A. Borger; ook bekroonde hem de Holl. Mij. voor zijn Lofrede op P.C. Hooft.