[Arnoldus Johannes Cornelius Kremer]
Kremer (Arnoldus Johannes Cornelius), geb. te Heeze bij Eindhoven 28 Sept. 1821, stud. sinds 1849 te Utrecht in de geneesk., doch liet die studie varen, werd in 1867 boekhouder op een wolfabriek te Geldrop en 1 Juni 1868 redacteur, 1 Jan, '69 hoofdred. der Nieuwe Arnhemsche Courant, tot hare opheffing 1 Jan. 1878.
Hij schreef: Acht zangen bij de Maskerade der Utr. studenten, Utr. 1851; Bloemen als Bloomers, of de wijze vrouwen van Palmira, komedie in 3 bedr., Utr. 1852; Hartsgeheimen, Utr. 1853 (psd. Cornelius); Een steen des aanstoots of het godsdienstig leven in Nederland, Schied. 1862; Mr. Arend Wafelyzers familiepapieren, Schied. 1863; Beginselen der conservatieve staatkunde, 3 stukjes, 's Bosch 1870; De graven van Hameland en de oorsprong der graven van Nassau. Gelre, Cleve en Zutphen, Arnh. 1873; Banjaard, Arnh. 1879; Een net mensch, Dev. 1880; I-dicht, Arnh. 1880; Nationale en cosmopolitische hnishoudk., Arnh. 1883; Hattuarie. 's-Hage 1887. Voorts novellen, verhalen, politieke, geschied- en natuurk. opstellen, gedichten, enz. in tijdschriften.