Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Elisabeth Koolaart-Hoofman]Koolaart-Hoofman (Elisabeth), geb. te Haarlem 23 Febr. 1664, wier vroeg ontwikkelde aanleg en ouderlijke middelen haar een meer dan gewoon onderricht deden ten deel vallen, zelfs in Lat. en Grieksch, huwde in 1693 den - in het art. Amman, blz. 16, genoemden - koopman Pieter Koolaart, die een groot vermogen en een groote liefde voor kunsten en wetenschappen bezat, doch beider goed verkwistte, zoodat zij Amst. moesten verlaten en zich onder Lisse afzonderen, totdat Koolaart commercie-dir. te Kassel werd in 1721. In 1730 overleed de landgraaf, kort daarna haar man, zij zelve in behoefte, 4 Juli 1736. | |
[pagina 437]
| |
Hare dichtst. werden afzonderlijk gedrukt voor de gelegenheid, die ze had ingegeven. Een bundel Ned. en Lat. komt onder de hss. van de Mij. der Ned. Lett. voor, onder no. 1042. Willem Kops, z.a., gaf van haar uit: Naagelatene gedichten, Haarl. 1744; in onzen tijd werden van haar ook verzen gedr. in de Bloemlezing van E. Hoofman e.a., door W.P. Wolters en H.C. Rogge, Amst. 1871. (W. Kops, vóór hare Nag. Ged.) |
|