[Johan Rudolf Eilers Koch]
Koch (Johan Rudolf Eilers), geb. 25 Juni 1809 te Veendam, waar hij zijn eerste opleiding genoot, stud. te Gron. later aan het Luth. Seminarium te Amst., en werd in 1835 pred. te Wildervank-en-Veendam, in 1847 te N.-en O.-Pekela en in 1856 te Rotterdam.
Behalve Duitsche en Engelsche dichtstukjes als bijdr. in den Gron. en in den Amst. Studentenalm. en in den Drentschen Volksalm., schreef hij: Bloemlezing uit Nederl. Dichtwerken (met J.R. Eilers), Amst. 1847, 3e dr. 1867; Kleine stukjes voor 't volk, Amst. 1848; Zedeleer in Spreuken, Amst. 1849; Eigen brood bovenal, Amst. 1853, dit viertal door 't Nut uitgegeven; De Wartburg, Luther's verblijfplaats van 1521-'22, bezocht en geschetst, Gron. 1854; Humor uit Jean Paul's nagelaten werken, Gron, 1855; Gellert, het beeld des oprechten vromen Christens, Wilderv. 1855; Uit Luthers leven en tijd. Tafereelen, schetsen en verhalen, Gron. 1856; Ponticus en Blandina, Rott. 1861; Gelooft in God en gelooft ook in mij, Rott. 1870; De Hervormer, Rott. 1871; Gezangen voor de Ned. Luth. in- en uitw. zending, Rott. 1874; bijdr. in De Honigbij. Ned. Museum, Vergeet mij niet, Aurora, Nuts-alm., Goeverneur's Huisvriend, Chr. Album, Chr. Huisvriend, enz.