Teylers genootschap een met goud bekroonde Verhand. over de Christelijke kerk op aarde, volgens het onderwijs van Jezus en de Apostelen en de geschiedenis, Haarl. 1830, 2e dr., 2 dln., Leid. 1832; Iets over de verwisseling van zedelijke en zinnelijke hoedanigheden, en Sommige Betuwsche idiotismen, (Nieuwe Werken van Letterkunde) Dordr. 1834; Iets over Janus Secundus als stempelsnijder en over zijne penningplaat, zijne beminde Julia voorstellende, in het Tijdschrift van V.d. Chys, Leid. 1834; Ewaldus Kist (Levensschets in de Werken van 't Haagsch Genootschap), 's-Hage 1836; De kerkel. architectuur en de doodendansen; als proeve van het humoristisch karakter der Chr. kunst in het tijdvak, hetwelk de Herv. heeft voorbereid, Leiden 1844; Het terugkeeren der Waldenzen in hunne valleijen in 1689 en in 1690, Leid. 1846; Het Nederlandsch Bijbelgenootschap in 1846. Toespraak gehouden 29 Oct. 1846, Leid. 1846; Het placet en de regering, (naamloos), Leid. 1847; Neerlands Bededagen en Biddagsbrieven. Eene bijdr. tot opbouwing der gesch. van Staat en Kerk in Nederland, 2 dln., Leid. 1848; Levensberigt van Ds. Van der Willigen, voorafgaande diens nagelaten Leerredenen, Dev. 1849; Bijdr. tot de vroegste gesch. en den toekomstigen bloei der hoogeschool te Leiden. Eene feestgave bij de viering van haar 275- jarig bestaan, Leid. 1850; Letterk. en beoordeelend overzigt der gesch. van het beleg en ontzet der stad Leiden (Werken van Letterkunde), Leid. 1850; De allereerste Series Lectionum der Leidsche Hoogeschool medegedeeld door Dr. G.H.M. Delprat, met bijvoegselen, benevens eene volledige lijst der Rectores Magnifici en van het getal der jaarlijks ingeschreven studenten door Prof. N.C. Kist (id.), Leid. 1852; Levensberigt van J.E. Voet van Campen, 's-Hert. 1852; Over de gesch. van het Presbyteriaal-stelsel (in Godgeleerde Bijdragen), 1855. Voorts Latijnsche oraties, leerredenen, bijdragen in Tafereelen uit de gesch. der Christ. godsdienst, enz.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1861.)