[Jan Pieter de Keyser]
Keyser (Jan Pieter de), geb. te Rott. 12 Juli 1818, was pred. te Varseveld 1845, Noordeloos 1849, Oudewater 1851 en daarna omtrent 25 jaar te Arnhem, waar hij overl. 1 Jan. 1878. Als ijverig tegenstander van het bijzonder onderwijs, bevorderde hij sterk de oprichting en den bloei der Arnh. kweekschool voor onderwijzeressen.
Behalve talrijke vertaalde en oorspr. stichtelijke geschriften van vrijzinnigen inhoud, schr. hij: Omnibus. Nederl. Prentenboek met Claudius, Kindermann [en Tollens], 's-Hage 1850; Blikken in en op den mensch, drie voorl.. Arnh. 1855; Uit het leven, drie voorl., Arnh. 1861; De Wartburg, 2 dln., Arnh. 1862; Levensvormen, verzamelde schetsen, Arnh. 1865; Sprokkeling, Arnh. 1871. Hij was hoofd- of mederedacteur en vruchtbaar medewerker van: Repert. buitenl. theologie, Utr. 1848-'52; Nederland. Proza en poëzie van Ned. auteurs, 13 dln., Utr. 1849-'53; De Morgenster, 9 dln., Arnh. 1352-'54; Nieuwe Boekzaal, Arnh. 1853-'56; Het Brood des Levens, 4 dln., Doesb. 1856-'59; De Tijdspiegel, 1857-'78; Chr. Album, Arnh. 1865-'70; nogmaals Het Morgenlicht, Arnh. 1858-'70. Voor het onderwijs verzamelde hij Een Bloemkrans, leesboek voor meisjessch. en huisgezin, Arnh. 1871, meermalen herdr., en voor de studie onzer letteren het belangrijke werk: Neêrl. Lett. in de negentiende eeuw, 2 dln., 's-Grav. 1873. Voor de Mij. der Ned. Lett.: Het leven van J.C. Kindermann, 1877.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1878.)