[Petrus Johannes Kasteleyn]
Kasteleyn (Petrus Johannes), geb. te Breukelen 2 April 1746, werd te Utrecht opgeleid voor apotheker, vertrok in 1765 naar Suriname en kreeg een plaats op de plantage La Vicontre. Hij had het ongeluk op 23 Jan. 1766 aldaar een zijner vrienden dood te schieten, en, ofschoon onschuldig verklaard, gevoelde hij zich niet in staat daar te blijven en vestigde zich in 1772 te Amst. als apotheker. Hier verloor hij door ziekte een oog en zijne zaak verliep; hij overleed 18 April 1794.
Schr. in zijne laatste 24 levensjaren 37 werken, waarvan de volgende hier genoemd worden: Digtl. Verlustingen, Amst. 1779; Proeve over de kunst om altijd vrolijk te zijn (naar het Hoogd.), Amst. 1780; De Vaderlandsche Zanger, Amst. 1781, (losse blaadjes, die tijdens den oorlog met Engeland op ongeregelde tijden in het licht verschenen); Oorspr. digtw., 2 dln., Amst. 1873; Bemoediging, den Heer Nic. Bastert, enz. toegezongen, Amst. 1784; Nieuwe poëzy, Amst. 1792. In den zgn. grooten bundel der Christelijke Gezangen bij de Doopsgez. sedert 1796 in gebruik, zijn er vele van hem opgenomen; ook behaalde hij bij het Leidsche dichtgen.: Kunst, enz. eereprijzen voor: De invloed van een vast geloof aan de Voorzienigheid; De onschuld; De inenting der kinderziekte; Lierzang op Franklin; ook voor zijne verhandeling: Over de vereischten en kenmerken van den stijl der poëzy. Zijne tooneelarbeid is meest vertaald; oorspr. zijn: De schouwburg of loon naar werk, Amst. 1780; De tooneelsluiting, met choorz. en dansen, Amst. 1788; Lierz. aan J.C. Wattier, Amst. 1788. Een goed levensbericht wordt gevonden in de op blz. 112 vermelde:
(Proeven, enz. van Brender à Brandis).