[Nicolaas Godfried van Kampen]
Kampen (Nicolaas Godfried van), geb. bij Haarlem, 15 Mei 1776, was de zoon van een bloemist; ouderloos geworden, ging hij in 1785 naar Crefeld bij een oom, daarna op een kostschool te Mühlheim aan den Rijn. In 1792 keerde hij naar Haarlem terug en legde zich op de bloemisterij toe, doch toen in 1794 door sterfgeval van den bestuurder dier zaak deze verkocht werd, ging hij Dec. 1795 te Leiden, waar hij zich 28 Oct. 1799 als litt. stud. liet inschrijven, in den boekhandel, maar ook hier was de fortuin hem niet gunstig; van nu af legde hij zich meer op historie en letterkunde toe, doorworstelde moedig en onderworpen de jaren der Fransche overheersching, en in 1815, bij de nieuwe regeling van het hooger onderwijs zag hij zich tot lector in de Hoogd. taal aan de Leidsche hoogeschool benoemd. Later gaf hij ook op Noorthey onderwijs in gesch. en letterkunde. Dit duurde tot 1829, toen hij de benoeming ontving als hoogl. in Vad. Geschied. en Nederl. letterk. aan het Athenaeum te Amsterdam. Hij was in die betrekking werkzaam tot zijn overl., 15 Maart 1838.
Zijne arbeidzaamheid is verbazend groot geweest. In 't begin en in de kwade tijden zijner letterk. loopbaan werkte hij aan de Leidsche courant, vervaardigde lang vergeten boeken en gaf vertalingen uit. Zeer verkort is de vlg. lijst zijner geschr.: Zedek. schoonh. der Ouden, 4 dln., Leid. 1807-'10; Medea, trsp., naar Euripides, Haarl. 1811; Galerij van vermaarde vrouwen, Dordr. 1813; Beknopt Geschiedk. overzigt der groote gebeurtenissen in Europa van den vrede van Amiens tot op de verovering van Parijs, 2 st. (als zijn beste werk bekend), Leid. 1814; Geschied. der Fr. heerschappij in Europa, 8 dln., Delft 1815-'23; Mnemosyne, (met H.W. Tydeman), 10 dln., Dordr. 1815-'21; Staat- en Aardrijksk. Beschr. van het Kon. der Ned., Haarl. 1816, 2e dr. ib. 1827; Verk. Gesch. der Ned., 2 dln., Haarl. 1819-'20, 3e dr. 1838, '39; Bekn. Gesch. der letteren en wetenschappen in de Ned., 3 dln., 's-Hage 1821-'26; Verdediging van het goede der negentiende eeuw tegen de bezwaren van Mr. Is. da Costa, Haarl. 1823; De aarde beschouwd in haren natuurl. toestand, 2 dln., Haarl. 1816, 3e dr. ald. 1841, [hetz. voor de jeugd verkort], Haarl. 1825, 2e dr. 1841; Handb. der Hoogd. Letterk., 4 st., Haarl. 1825-'29; Proeve eener gesch. der kruistogten, 4 dln., Haarl. 1826; Vaderl. karakterkunde, 3 st., Haarl. 1826-'28; Aan de Nederlanders bij den kampstrijd der Grieken, 's-Hage 1827; Gesch. van Griekenland, 7 dln., Delft 1827-'35; Afrika en deszelfs bewoners, 3 dln., Haarl. 1829; Handb. der dichtk. en welsprekendheid, van J.J. Eschenburg, 2 dln., Rott. 1829; Handb. van de gesch. der oude letterk. en die der Middeleeuwen, 2 dln., Haarl. 1830; Handb. der Hoogd. prozaschr., 2 st., Haarl. 1830; Redev. over den geest der Nederl. letterk., vergeleken met die van andere volken, Haarl. 1830; Bloeml. uit de Fransche letterk., Zutf. 1831-'36; Gesch. der Nederlanders buiten Europa, 4 st., Haarl. 1831-'33; Mag. voor wetensch., kunsten en letteren, 10 dln., Amst. 1831 en verv.; (met J. de Vries) Holl. Mag. van letteren, wetensch. en kunsten, 3 st., Amst. 1833; Gesch. van den vijftienjarigen vrede in Europa van 1815-'30, Haarl. 1832; De invloed van Ned. op het overige Europa, Haarl. 1833; Gedenkboek van Neerl. moed en trouw, Haarl. 1834; Bloeml. uit Ned. prozaschr. van de 16e tot de 19e eeuw, 3 st, Amst. 1835; Handb. van de gesch. der letterk. bij de voorn. Eur. volken in nieuwe tijden, 4 dln., Haarl. 1835-'37; De Levant of Moham. Azië, 3 dln., Haarl. 1836; Zwitserland en de Alpen van Savoye, in tafereelen, Amst. 1836-'38; Verh. over den invloed der Engelsche letterk. op de Nederl., Amst. 1836; Gezigten in Holland en België, Amst. 1838; Griekenland en Europisch Turkye volgens de nieuwste ontdekkingen, Haarl. 1838; Europisch Rusland en deszelfs bewoners,