Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 403]
| |
Hij schreef: De trotse, ongheruste ende bloedtgierighe Dobbelheydt van Aretaphila, door de Goddelycke Rechtveerdigheydt gestraft, Brugge 1727; Den Christelycken ende onverwinnelycken Yver van den seer treffelycken Bisschop Audas, ende van de Vroomdadige Campvechters Christi, Hormisdas ende Suenes, eerste Princen van Persien, zegen-praelt (door het vergieten van hun eygen bloedt) over de goddelooze vervolginghe van den bloedtgierighen Varanes, Coningh van Persien, Hooft-tooneel, Brugge 1727; Bly-eyndigh treurspel van Carolus den V, Roomsch Keyser en Coninck van Spagnien, etc. zeghen-praelende over Joannes Fredericus Ceurvorst van Saxen ende Philippus Lantgrave van Hessen, als oock andere Duytsche Vorsten, en Steden van het Protestantsch Verbond, Brugge; Den H. Lambertus Bisschop van Luyck, ghedoodt van Dodo, door het toedoen van syne vraeck-gierighe suster Alpais, Hooft-tooneel, Bruss.; De onverwinnelycke Kloek-moedigheyt van den Doorluchtighsten H. Lambertus, Bisschop van Luyck, om de lofweerdige, en noyt-genoech volpresen Bedieninghe van zyn Bisschoppelyck Ampt, verrykt met de onverflenselycke en zegenpraelende Croon van de goddelycke Rechtveerdigheyt vergolden, Gent; De versmaetheyt der Weirelt ende den Waerachtigen Roep Christi, afgebeeldt in den H. Trudo Apostel van Haspengouwe, Stichter van de Abdye van S. Benedictus orden, ende besonderen Patroon van de Ryckx-stadt en Inwoonders van S. Truyden, Gent 1748. |
|