[Willem de Jong]
Jong (Willem de), geb. te Loenen a.d. Vecht, 11 Maart 1812, uit zeer nederigen stand, was tot 1844 broodbakkersknecht, en leefde sedert 1848 als boerenarbeider te Vorden. Eigen oefening en eenige omgang met J. Chr. Gewin ontwikkelden zijn aanleg. Door het houden van lezingen en met de geringe opbrengsten zijner geschr., bijgestaan door den steun van een kleinen kring, voorzag hij in zijne hoogst bescheiden behoeften. Eerst bij zijn dood, 24 Jan. 1875, openbaarde zich de uiterste bekrompenheid van zijnen toestand; men eerde hem in een' grafsteen en door de oprichting eener vereeniging, die zijn naam draagt en in zijne vooruitstrevende denkwijze werkzaam is.
Hij gaf uit: 17 Nov. 1813 en 18 Junij 1815, na vijftig jaren herdacht, Dev. 1865; Eerstelingen, Zutfen 1867; Veldbloemen, Zutfen 1869; Gedichten, Leid. 1872; Lessen en wenken aan Nederl. spreekwoorden ontleend, Tiel 1873.