[Christiaan de Jong]
Jong (Christiaan de), geb. 10 Febr. 1832 te Nijmegen, waar zijn vader instituteur was; werd in 1851 en andermaal in 1855 te Utr. voor de geneeskunde ingeschreven, doch volbracht zijne studiën niet en verkoos van zijne pen te gaan leven. Na veel letterarbeid voortgebracht te hebben, overl. hij aldaar 14 Dec. 1868.
Schr.: Handwoordenboek der Natuurk. wetensch., Leiden 1859-'61; Onze tijdgenooten. Levensschetsen van voorname mannen en vrouwen uit alle landen der Aarde, (gedeeltelijk met J.L. Terwen) Utr. 1859-'61; De martelaars onder de natuuronder-zoekers, Utr. 1860; bewerkte: Armand, Rolph Norwood, 3 dln., Utr. 1860; Wittwer, de Aarde en hare wonderen, 3 dln., Sneek 1859-'60; Mineralogie, (Weytingh's volks-bibl.) Amst. 1859; L. Büchner, De vrouw en hare bestemming, Utr. 1857; Bidart. Gezondheidsleer voor bedroefden, Utr. 1857; Anderssen, verzamelde sproken en vertellingen, Utr. 1857, 2e dr. Utr. 1859; Hirzel, Katechismus der Scheikunde, Utr. 1858; Desage. Korte gesch. van het rijk der natuur, Goes 1858, '59 en '60, 4e dr. Z.-Bommel '61; De Franklinsexpeditie, door Mac Clinntock, enz., Leid. 1861; verder nog eenige vertaalde werken over natuur- sterre-of taalkunde, oorspr. en vertaalde bijdr. in Het Praktisch volksboek, Lectuur voor de huiskamer, De Natuur, Economist, Wetenschappelijke blaadjes, Onze tijd, Cecilia, Praktische volksalm. en dergelijke.