Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde

[Lodewijk Janssens]

Janssens (Lodewijk), te Antwerpen geb. 7 Oct. 1842. Door het verlies zijner ouders was hij op driejarigen leeftijd reeds genoodzaakt naar Tessenderloo, in Limburg, te trekken, waar hij zijn onderwijs genoot. In 1856 werd hij beeldhouwer, welk kunstvak hij beoefende tot hij in 1872 medeopsteller werd van het Handelsblad van Antwerpen. Tien jaren was hij aan dat blad werkzaam, waarna hij boekhandelaaruitgever en later ook boekdrukker werd.

Behalve verscheidene gedichten en proza-bijdragen in tijdschriften en dagbladen schreef hij: Het Valkennest, eene Maaslandsche geschiedenis uit de dagen der Bokkenrijders, Antw. 1876 en 1878; Wat een Vader lijden kan, geschiedenis uit de Limburgsche Kempen, Antw. 1876 en 1878; De Koning der Boschjagers of de Slag van Woeringen, historische tafereelen uit de XIII eeuw, Antw. 1876; Arm Grietje, geschiedenis van een Boerenkind, Antw. 1877; Reginald van Valkenburg, Limburgsche tafereelen uit de dagen der Tempeliers, Antw. 1877; Smis-Hamer, eene vertelling uit Limburg, Antw. 1877; De Ark van Noë, romantische zedenschets, Antw. 1878; Hilperic en Fredegonde, eene geschiedenis uit

[p. 392]

den Frankischen tijd, VIe eeuw, Antw. 1878; Heideroosken, uit het leven van een Bewaarengel, Antw. 1879; De Vagebond, historische tafereelen uit de XIIe eeuw, Antw. 1879; In den Schutpenninck. Eene Heidegeschiedenis, Antw. 1881; Lauweren en Doornen. Een verhaal uit den hedendaagschen tijd, Antw. 1881; Het gouden Hart. Een verhaal uit de Kempen, Antw. 1882. Verder verschenen van hem nog in het Zondagsblad van Antwerpen: Herbert van Belfelt, 1888; Vedelklanken, 1889; Dat verdoemde Geld, enz.