en overl. daar drie weken later, 22 Juli 1869. Janssen schreef ontzettend veel, vooral in tijdschriften, en dit niet alleen in Nederlandsche, maar ook in Hoogduitsche, Fransche, Italiaansche, enz.; hij gaf tal van redevoeringen, brochures, oudheidk. geschr. uit, zoodat eene lijst daarvan in de Astrea van 1851, door Wap opgemaakt, er niet minder dan 250 bevat. Van 1860-'62 was hij hoofdred. van De Konst- en Letterbode.
Zijne voornaamste werken zijn: Grafheuvelen der oude Germanen, Arnh. 1833; Gedenkteeken der Germanen en Romeinen aan den linkeroever van den Nederrijn ontdekt, Utr. 1836; Germaansche en Noordsche monumenten, Leid. 1840; Etrurische Inscriptien, Leid. 1842; Grieksche, Romeinsche en Etrurische monumenten, Leiden 1843-'48; Grieksche en Romeinsche beelden en beeldwerken uit het Museum van Oudheden, Leid. 1849; Beschrijving der Grieksche en Romeinsche Grafreliefs, Leid. 1854; Beschrijving der terra cotta's in het Museum, Leid. 1862.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1870.)