Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Frederik Hendrik Gijsbertus Iterson]Iterson (Frederik Hendrik Gijsbertus), geb. 9 Juli 1804 te Alphen a.d. Rijn, waar zijn vader een bekend instituut had, stud. sinds Sept. 1823 te Leiden, werd in 1830 pred. te Benthuizen, in 1835 te Uithoorn, 1837 te Weesp. Daar ontdekte hij het overschot der boekerij van ‘Sent Jan Evangelisten huse’, welke hss. hem werden afgestaan en weder door hem geschonken aan de Kon. Bibl., nadat hij van deze kloosterboeken eene grondige studie en zeer uitvoerige aanteekeningen had gemaakt. In 1838 ging hij naar Arnhem, verkeerde veel met zijn ouden leermeester Clarisse, wiens nagelaten arbeid hij uitgaf, verwerkte zijne Weesper studiën in opstellen of tot bijdr. voor de Gesch. der kloosters en abdijen in Holland en Zeel. van Römer, z.a.; in 1847 werd hij te Leiden beroepen, regelde het verwaarloosde en na de kerkelijke twisten der 17e eeuw verminkte archief der herv. gemeente, en maakte daarop een lijvig repertorium. Wegens asthma emeritus geworden, nam hij de studie van dit archief bij de hand, werkte mede aan het Repertorium van Letterk., Leid. 1863, aan het Leidsche Album Stud. en verzamelde oude woorden voor de Bijdr. van A.C. Oudemans, z.a. Hij overl. te Leiden, 25 Oct. 1884. Behalve de vele hier aangeduide arbeid van dezen hoogst werkzamen man, en een aantal verspreide opst., verdient vooral vermelding: Stemmen uit den voortijd, verz. uit een viertal hss. der 14e en 15e eeuw, Leid. 1857; het is eene bewerking van gedeelten, aan de Weesper mss. ontleend. (Hand. Mij. Ned. Lett., 1885. |
|