[Nicolaas van der Hulst]
Hulst (Nicolaas van der), geb. 4 Oct. 1759 te Rott., studeerde te Harderwijk in de artsenijmengkunde, en ging daarna weder in zijne geboorteplaats wonen. In 1811 prom. hij in de geneeskunde en overl. te Rott. in Augustus 1834.
Hij schreef: Gods grootheid uit de werken der Natuur, met aanteek. en mengelwerk, Rott. 1805; Vrolijke lentezang en mengelw., Rott. 1806; Bloemen en vruchten, zijn de eene verzameling van ernstige en boertige stukken, Rott. 1811; De gezangen van den winter, Rott. 1813; Luim en ernst, of verklaring en uitbreiding van eenige vaderl. spreekwoorden, welke van eyeren ontleend zijn, Rott. 1823; Zomer- en herfstvruchten, Rott. 1826; Lijkzang op Scharp, Rott. 1828. Verschillende zijner gedichten zijn in jaarboekjes en tijdschriften verspreid.